Wetsvoorstel beperking omvang Tweede en Eerste Kamer
De ministerraad heeft vrijdag 8 juli jl. ingestemd met een wetsvoorstel van minister Donner van BZK, waarmee het aantal leden van de Tweede Kamer wordt teruggebracht van 150 naar 100 en dat van de Eerste Kamer van 75 naar 50. Omdat het aantal leden van de Eerste en Tweede Kamer is geregeld in de Grondwet (art. 51), gaat het hierbij om een wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet. Het wetsvoorstel is inmiddels ter advisering aan de Raad van State gezonden. Zowel het wetsvoorstel als het advies wordt openbaar na indiening bij de Tweede Kamer.
Het beperken van het aantal leden van de Eerste en Tweede Kamer is één van de maatregelen uit het regeerakkoord om te komen tot een kleinere en efficiëntere overheid. Het dient een financiële besparing op te leveren en moet leiden tot minder bestuurlijke drukte.
Het aantal leden van de Eerste en Tweede Kamer is door de eeuwen heen verschillende keren gewijzigd. Zo werd bijv. in 1848 het aantal leden van de Tweede Kamer bepaald op 100 en het aantal Eerste Kamerleden op 39. De huidige aantallen dateren van 1956. De toen gerealiseerde uitbreiding werd noodzakelijk geacht in verband met de toegenomen werkzaamheden van de kamerleden, zowel nationaal als internationaal.
De afgelopen decennia is het aantal zetels van deze organen regelmatig onderwerp van discussie geweest. Er waren zowel voorstellen tot uitbreiding als vermindering van het aantal leden. Geen van deze voorstellen heeft de eindstreep gehaald.
Voor realisering van de huidige regeringsvoornemens is, als gezegd, grondwetswijziging nodig. Dit betekent, dat het wetsvoorstel tweemaal door het parlement dient te worden aanvaard: eenmaal als gewoon wetsvoorstel (de zgn. eerste lezing) en vervolgens, na ontbinding – en daarop volgende verkiezing – van de Tweede Kamer, nogmaals, waarbij een tweederde meerderheid is vereist (de zgn. tweede lezing).
Interessante vraag is wat de gevolgen zijn of zouden kunnen zijn van de voorgestelde vermindering van het aantal Eerste en Tweede Kamerleden voor de samenstelling van beide Kamers.
Nagegaan is wat de gevolgen zouden zijn geweest voor de afgelopen twee Tweede Kamerverkiezingen (2006 en 2010) en twee Eerste Kamerverkiezingen (2007 en 2011). Hieruit lijken enkele voorzichtige conclusies te kunnen worden getrokken:
1.Vermindering van het aantal zetels leidt tot verhoging van de kiesdeler (het totaal aantal uitgebrachte stemmen gedeeld door het totaal aantal zetels), waardoor een partij meer stemmen nodig heeft voor het verwerven van een zetel.
2.De partijen die bij de afgelopen twee Tweede Kamerverkiezingen zetels hebben behaald, zouden dat ook hebben gedaan indien de Tweede Kamer 100 in plaats van 150 zetels zou hebben geteld.
3.Vermindering van het aantal Eerste Kamerzetels tot 50 zou wél gevolgen hebben gehad voor het in die Kamer vertegenwoordigde aantal partijen. In 2007 zou de Onafhankelijke Senaatsfractie (OSF) geen zetel hebben behaald en in 2011 zouden vier partijen geen zetel hebben behaald (SGP, 50PLUS, Partij voor de Dieren en de OSF). Dit alles – uiteraard – bij gelijkblijvend stemgedrag van provinciale statenleden.