Verslag symposium Over de toekomst van ons kiesstelsel
Op donderdag 30 januari 2025 organiseerde de Kiesraad een symposium over kiesstelsels. Verschillende sprekers namen het publiek mee in de waarden achter kiesstelsels, de geschiedenis van eerdere pogingen tot hervorming en de voor- en nadelen van drie mogelijke kiesstelsels.

Het publiek bestond uit een brede vertegenwoordiging van alle partijen die zich bezighouden met verkiezingen. Er waren o.a. afgevaardigden uit de wetenschap (politicologen, juristen en historici), gemeenten (gemeentelijke projectleiders verkiezingen, NVVB en VNG), het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Raad van State, de Raad voor Openbaar Bestuur, het Sociaal Cultureel Planbureau, de Tweede Kamer, wetenschappelijke bureaus van politieke partijen en journalisten.
Opening
Wim Kuijken, voorzitter van de Kiesraad, opende het symposium. Hij gaf aan dat de Kiesraad dit symposium organiseerde om zich voor te bereiden op advisering over een voorstel voor een nieuw kiesstelsel, dat is aangekondigd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Kiesraad laat zich daarbij graag informeren vanuit wetenschappelijk perspectief en de praktijk van verkiezingen. Kuijken stond stil bij de afwezigheid van Rudy Andeweg, expert op het gebied van kiesstelsels en lid van de Kiesraad tot zijn onverwachte overlijden medio 2024.

De waarden achter kiesstelsels
Simon Otjes (Universiteit Leiden) gaf een politicologische inleiding op het onderwerp kiesstelsels. Hij ging in op de vraag wat de verschillende functies zijn van een kiesstelsel.
Hij liet zien dat achter ieder kiesstelsel verschillende waarden schuilgaan, zoals effectiviteit, uitvoerbaarheid of vertegenwoordiging. Van vertegenwoordiging zijn verschillende vormen:
- Inhoudelijke vertegenwoordiging: de gekozenen handelen in het algemeen belang, vanuit bepaalde overtuigingen of maatschappijvisies.
- Descriptieve vertegenwoordiging: de gekozenen als geheel lijken op de kiezers. Het gaat dan om meerdere aspecten van hun identiteit, zoals woonplaats, lichamelijke beperking, etniciteit, gender en/of leeftijd.
- Symbolische vertegenwoordiging: de gekozenen hebben een vertrouwensband met de kiezers.
Om te bepalen welk kiesstelsel wenselijk is, is het van belang om consensus te hebben over de achterliggende waarden: welke waarden vinden we het belangrijkst? Otjes benadrukte dat dit vraagt om principiële keuzes.

De eeuw van ons kiesstelsel
Carla Hoetink (Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Rijksuniversiteit Groningen) nam de historische inleiding op zich: waar komt de aanhoudende wens om het kiesstelsel te veranderen vandaan? Wat is de rode draad in de wijzigingsvoorstellen die ooit gedaan zijn?
Hoetink liet in haar verhaal zien dat ieder voorstel voor een nieuw kiesstelsel een spiegel is van de kritiek op de politiek op dat moment. Zo is in 1917 ook het huidige evenredige stelsel ontstaan. Dit droeg de belofte van een oplossing: het moest zorgen voor meer inhoudelijke vertegenwoordiging dan het 19e eeuwse districtenstelsel. Al gauw bleek echter dat het nieuwe evenredige stelsel ook nieuwe problemen creëerde, zoals versplintering. Sindsdien zijn er vele voorstellen gedaan tot wijziging, telkens met wisselende motieven. De gemene deler in de meeste voorstellen is dat ze zich richten op het districtenstelsel of elementen daarvan.
Dat het nooit is gelukt om het kiesstelsel te veranderen, komt onder andere doordat hiervoor een tijdrovende Grondwetswijziging nodig is. Het principe van evenredige vertegenwoordiging is immers opgenomen in de Grondwet. Vaak was de regering alweer van samenstelling veranderd voordat het wetsvoorstel verder was gekomen. Bovendien is het moeilijk om vooraf te bepalen of de verwachte voordelen van een nieuw stelsel het gewenste effect zullen hebben.
Hoetink sloot af met een quote van politicus P.J. Oud, uit 1948: “Er is nog nooit een kiesstelsel geweest voor alle tijden, en men behoeft ook geen profeet te zijn om te voorspellen, dat het ook met dit stelsel niet het geval zal zijn.”

Bespreking van drie kiesstelsels
Vervolgens gingen telkens twee sprekers in debat over de voor- en nadelen van drie kiesstelsels.
Het huidige evenredige kiesstelsel
Eva van Vugt (Universiteit Maastricht) hield een pleidooi voor het belang van evenredige vertegenwoordiging. Ze wees erop dat dit nadrukkelijk de bedoeling was geweest bij de invoering van het evenredigheidsstelsel in 1917. Er zijn verschillende visies op het algemeen belang, zoals goed te zien was ten tijde van de verzuiling. Om het algemeen belang te kunnen bevorderen, moet de Nederlandse bevolking daarom zo representatief mogelijk worden vertegenwoordigd.
Daarnaast representeert een evenredigheidsstelsel de minderheden in de bevolking. Een evenredigheidsstelsel matigt bovendien extremen, aangezien samenwerking noodzakelijk is, waardoor bijvoorbeeld geen sprake kan zijn van tirannie. Tot slot bevat het evenredigheidsstelsel tegengif tegen populisme.
Kris Deschouwer (Universiteit Brussel) wees ons - als relatieve buitenstaander - op de nadelen van ons huidige stelsel. Zoals het grote aantal partijen in de Tweede Kamer. En de onduidelijkheid over de uitslag; zo is niet altijd duidelijk wie wint of verliest, en wat ‘winnen’ of ‘verliezen’ nou precies betekent. Is de partij die de meeste zetels haalt de winnaar? Of de partij die ten opzichte van de vorige verkiezing de grootste groei realiseerde? Bovendien is verkiezingswinst geen garantie voor deelname aan de regering. Een kabinet dat gevormd wordt, vaak na een lang en moeizaam proces van formeren, bestaat vervolgens uit winnaars én verliezers. Kiezers bepalen niet wie zal besturen, maar ook nauwelijks wie er in de Tweede Kamer zetelt. Met slechts één enkele stem kunnen ze niet echt aangeven door welke Kamerleden ze vertegenwoordigd willen worden. Een minimale aanpassing aan het bestaande kiessysteem zou dan de mogelijkheid zijn om binnen de lijst van een partij meerdere stemmen uit te brengen.

Het conceptwetsvoorstel Met één stem meer keus
Tom van der Meer (Universiteit van Amsterdam) verdedigde het conceptwetsvoorstel ‘Met één stem meer keus’. Dit is ontworpen door kabinet-Rutte IV en bouwt voort op voorstellen van het Burgerforum Kiesstelsel en Staatscommissie-Remkes (waar Van der Meer lid van was). In dit voorstel krijgen kiezers de keus tussen een lijststem of een kandidaatsstem. Een lijststem is een stem op een lijst van een politieke groepering. De kiezer geeft daarmee aan dat hij het eens is met de volgorde van de kandidaten op die lijst. Een kandidaatsstem is een stem op een specifieke individuele kandidaat. Hiermee krijgen kiezers meer invloed op de samenstelling van de Tweede Kamer. Van der Meer legde uit dat het doel van dit voorstel is om te zorgen voor betere inhoudelijke én descriptieve vertegenwoordiging. Daarnaast versterkt dit stelsel de positie van de individuele Kamerleden.
Leon Trapman (Radboud Universiteit Nijmegen) ziet in Met één stem meer keus geen oplossing om de band tussen kiezer en gekozene te versterken. Dit voorstel lost niet op dat een groep kiezers zich niet vertegenwoordigd voelt. Sterker nog, Met één stem meer keus maakt het (vergeleken met het huidige stelsel) minder overzichtelijk voor de kiezer wat er gebeurt met zijn/haar stem. Trapman ziet meer in het verlagen van de voorkeurdrempel, bijvoorbeeld naar 12,5%, om de kiezersinvloed op de samenstelling van de kamer te vergroten.
In de discussie kwam naar voren dat er meer mogelijkheden zijn om te zorgen voor een betere descriptieve vertegenwoordiging in de Kamer. Bijvoorbeeld door politieke partijen quota op te leggen. Een andere optie is afschaffing van de voorkeurdrempel. Beide alternatieven hebben ook echter nadelen voor politieke partijen. Meer invloed van kiezers op de samenstelling van de Tweede Kamer heeft namelijk tot gevolg dat politieke partijen minder controle hebben over de samenstelling van de fractie. Dit kan negatieve effecten hebben, bijvoorbeeld als juridische of financiële expertise wordt gemist in de fractie.

Een gemengd stelsel naar Zweeds/Deens model
Het regeerprogramma van kabinet-Schoof kondigt een kiesstelselhervorming aan: ‘Het kabinet gaat voortvarend aan de slag met het versterken van de regionale band tussen kiezer en gekozene via een nieuw evenredig kiesstelsel voor de Tweede Kamer. Een wetsvoorstel tot invoering van een nieuw kiesstelsel voor de Tweede Kamer wordt zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen een jaar ingediend. We werken de mogelijkheid uit om een beperkt aantal kiesdistricten (10—12) met regionale kandidaten en een landelijke lijst in te voeren.’
Het regeerprogramma pleit met andere woorden voor een ‘gemengd stelsel’, een mengvorm van een districtenstelsel en een evenredig kiesstelsel. Dit model zien we bijvoorbeeld ook in Zweden en Denemarken, zij het met enige verschillen. Hier wordt het merendeel van de zetels verdeeld via regionale kiesdistricten. Per district worden meerdere parlementsleden verkozen. Elk district is namelijk een bepaald aantal zetels waard. Vervolgens worden de overgebleven ‘compensatiezetels’ (oftewel ‘vereffeningszetels’) verdeeld over de politieke partijen om de landelijke evenredigheid te stimuleren.
Bastian Michel (Universiteit van Amsterdam) ziet een kiesstelsel naar Deens model als een mogelijk alternatief. In dit stelsel wordt evenredigheid gecombineerd met een regionaal element. Tegelijkertijd waarschuwt hij voor de complexiteit van deze combinatie van landelijke zetels en regionale zetels. Het moet voor de kiezer namelijk wel helder blijven wat er met de stem gebeurt. Complexiteit kan juist ook een bedreiging zijn voor een kiesstelsel. Michel wees op een voorbeeld uit Duitsland, waar een kandidaat niet werd gekozen, juist omdat deze stemmen had gekregen. Michel: “Een kiesstelselwijziging kan meer kapotmaken dan je lief is.”
Nora Vissers (Universiteit van Maastricht) heeft een doorrekening gemaakt van de gevolgen als een dergelijk kiesstelsel naar Deens model zou worden ingevoerd. Daaruit blijkt dat sommige (dunbevolkte) regio’s eerder minder dan meer invloed zouden krijgen in de Tweede Kamer. Zij wees erop dat dit zal leiden tot scheve verhoudingen tussen inwoners en provincies en tot meer afstand tussen bepaalde kiezers en gekozenen.

Hoe verder met het debat over kiesstelsels?
Aan Henk van der Kolk (Universiteit van Twente en Universiteit van Amsterdam) werd de vraag voorgelegd ‘hoe nu verder?’ Duidelijk is dat het van belang is om eerst helder te hebben wat het probleem is en dan te bedenken of een kiesstelselwijziging daarvoor de juiste oplossing is: “Welk probleem lossen we op met een nieuw kiesstelsel?” Wat is bijvoorbeeld precies het probleem met de regionale binding? En kan een nieuw kiesstelsel dat verbeteren?
Van belang is om ook goed na te denken over de details en de uitwerking. Een kiesstelselwijziging is een grote verandering die ook grote gevolgen zal hebben voor de uitvoering. Denk alleen al aan alle documenten die worden gebruikt bij verkiezingen en aan de software die wordt gebruikt bij het optellen van de uitslagen.
Tot slot riep Van der Kolk op om het debat te verbreden. Voor sommige van de gesignaleerde problemen zijn (ook) andere oplossingen mogelijk. Bijvoorbeeld een groter parlement, meer fractieondersteuning, of het opleggen van meer of minder verplichtingen aan politieke partijen. Het probleem zit niet alleen in het kiesstelsel en mogelijke oplossingen zijn dan ook breder te vinden. Het debat over kiesstelsels kan wel dat bredere debat over de fundamenten van onze democratie aanjagen. Daarom riep Van der Kolk alle aanwezigen op om in gesprek te blijven over dit belangrijke onderwerp.

Policy Paper 'Overwegingen voor een nieuw kiesstelsel’
In samenwerking met de sprekers van het symposium en het Montesquieu Instituut maakten we de Policy Paper 'Overwegingen voor een nieuw kiesstelsel’. Hiermee maken we de interessante inzichten uit het symposium beschikbaar voor een breder publiek.