Handleiding uitslagvaststelling voor centraal stembureaus GR2022
Na de stemming start het proces van uitslagvaststelling. Het centraal stembureau berekent de zetelverdeling en wijst deze toe aan kandidaten. Het benoemt de kandidaten en kan besluiten een hertelling te doen. De gemeenteraad beslist op de toelating van de benoemde kandidaten. Deze handleiding helpt de centraal stembureaus daarbij op weg.
Elke gemeente stelt voor de verkiezingen een hoofdstembureau in. Het hoofdstembureau voor de gemeenteraadverkiezing is ook meteen het centraal stembureau.
Het hoofdstembureau bestaat uit 5 leden, waaronder één voorzitter. De burgemeester is voorzitter van het hoofdstembureau uit hoofde van zijn functie, en dus ook van het centraal stembureau. Daarnaast zijn er nog vier andere leden, waaronder een plaatsvervangend voorzitter. De hoofdstembureauleden worden voor 4 kalenderjaren benoemd. Tot slot zijn er voldoende (minimaal 3) plaatsvervangende leden.
Bij de zitting waarin de uitslag van de verkiezing wordt vastgesteld, moeten ten minste drie leden aanwezig zijn. Zijn er leden verhinderd, dan zorgt de voorzitter voor plaatsvervangende leden. Als de voorzitter is verhinderd wordt hij vervangen door de plaatsvervanger. Als de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter allebei afwezig zijn, dan treedt het langstzittende lid als voorzitter op. Zijn er leden even lang lid, dan treedt het oudste lid naar leeftijd als voorzitter op. In de praktijk wordt voor de vervanging van de afwezige voorzitter van het hoofdstembureau ook weleens teruggevallen op de algemene vervanging van het burgemeestersambt op grond van de Gemeentewet. Zeker voor wat betreft de werkzaamheden bij uitslagvaststelling en benoemingen, ligt het voor de hand om een afwezige burgemeester te laten vervangen door iemand die daar inhoudelijk goed toe in staat is. Van de benoemd plaatsvervangend voorzitter van het hoofdstembureau kan eerder worden verwacht goed op de hoogte te zijn van de werkzaamheden van het centraal stembureau bij uitslagvaststelling en de mogelijke afwegingen die daarin gemaakt moeten worden.
Het gemeentelijk centraal stembureau stelt op maandag 21 maart de officiële uitslag vast. Dit gebeurt in een openbare zitting. Formeel sluit deze zitting aan op de zitting van het hoofdstembureau op maandag 21 maart om 10.00 uur. Omdat dit dezelfde mensen zijn en hun taak grotendeels overeenkomt, zijn de zittingen van het hoofdstembureau en het centraal stembureau in de praktijk niet te onderscheiden. Het centraal stembureau gebruikt de gemeentelijke totaaltelling als basis voor de zetelverdeling en benoemt de gekozen kandidaten.
De zitting van het centraal stembureau op 21 maart is openbaar. De zitting moet in ieder geval digitaal gevolgd kunnen worden via een livestream. Mensen moeten live in kunnen spreken. Aangeraden wordt aan te sluiten bij de wijze waarop dat voor de gemeenteraadsvergadering is ingericht. Voor het geheel digitaal houden van de zitting bevat de Tijdelijke wet verkiezingen COVID-19 extra voorwaarden. Over dit onderwerp is een factsheet van BZK beschikbaar.
Kiezers en belanghebbenden die het niet eens zijn met een besluit van het centraal stembureau kunnen in de openbare zitting mondeling bezwaar indienen. Het centraal stembureau doet deze bezwaren tijdens de zitting af. De bezwaren en de afdoening worden opgenomen in het proces-verbaal. Na de vaststelling van de uitslag publiceert het centraal stembureau het proces-verbaal P 22 zonder ondertekening op de website van de gemeente, samen met het digitale telbestand van de uitslag.
Zie artikelen E 7 – E 11 van de Kieswet, E 2 van het Kiesbesluit en 1e van de Tijdelijke wet
Zie artikelen O 1, O 2, O 3, P 1, P 20, P 22, P 23 en P 24 van de Kieswet
Zie Handreiking digitale zitting hoofdstembureau en centraal stembureau
Zie artikelen 23f, 23h, 23j, 23m, 23n en 23o van de Tijdelijke wet verkiezingen COVID-19
Zie opname vaststelling uitslag 26 maart 2021
Het centraal stembureau verdeelt de zetels en restzetels over de partijen. Dat verloopt in een paar stappen.
Kiesdeler en volle zetels
Eerst berekent het centraal stembureau de kiesdeler. De kiesdeler is het aantal stemmen dat nodig is om één zetel te behalen. De kiesdeler wordt berekend op basis van de uitgebrachte geldige stemmen. Blanco en ongeldige stemmen tellen hierin niet mee. Het totale aantal uitgebrachte geldige stemmen wordt gedeeld door het aantal raadszetels, de uitkomst is de kiesdeler. Bijvoorbeeld: 40.000 stemmen / 37 raadszetels = 1.081 3/37 stemmen per zetel. Of 4.000 stemmen / 17 raadszetels = 235 5/17 stemmen per zetel.
De kiesdeler wordt geschreven als breuk, omdat er dan exact met de kiesdeler kan worden gerekend. Het aantal 'volle' zetels dat een partij krijgt, is gelijk aan het aantal keren dat de kiesdeler is gehaald. Dat wordt berekend door het aantal stemmen op de partij te delen door de kiesdeler. De uitkomst wordt naar beneden afgerond, naar het aantal behaalde ‘volle’ zetels. Daarna kan een partij nog restzetels krijgen.
Ljist |
Aantal stemmen |
Volle zetels |
Lijst 1 |
1.760 stemmen |
7 zetels |
Lijst 2 |
880 stemmen |
3 zetels |
Lijst 3 |
750 stemmen |
3 zetels |
Lijst 4 |
440 stemmen |
1 zetel |
Lijst 5 |
170 stemmen |
geen zetel |
Totaal |
4.000 stemmen |
14 zetels verdeeld |
Kiesdeler |
235 5/17 |
3 restzetels te verdelen |
Zie artikelen P 3 - P 6 van de Kieswet.
Restzetels
- De restzetels worden bij gemeenteraadsverkiezingen verdeeld volgens twee verschillende systemen. Welk systeem wordt gebruikt hangt af van de grootte van de gemeenteraad.
- In gemeenteraden met minder dan 19 zetels worden de restzetels verdeeld volgens het systeem van de grootste overschotten.
Het centraal berekent hoeveel stemmen een partij overhoudt na de eerdere toekenning van de ‘volle zetels’. Dat is het ‘overschot’ aan stemmen voor die partij. Het centraal verdeelt de restzetels, in volgorde van de grootste overschotten. In dit systeem krijgt een partij maximaal één restzetel toegewezen, daarna is het overschot ‘op’. Partijen die 75% of meer van de kiesdeler hebben behaald kunnen een restzetel krijgen. Als partijen precies evenveel stemmen behalen en er niet voldoende restzetels zijn voor die partijen, dan wordt in de openbare zitting geloot welke partij de restzetel krijgt.
Zie artikelen P 7, P 8 en P 14 van de Kieswet.
Lijst |
Aantal stemmen |
Zetels en restzetel |
---|---|---|
Lijst 1 |
1.760 stemmen |
7 zetels (overschot 112; + 1) |
Lijst 2 |
880 stemmen |
3 zetels (overschot 174; + 1) |
Lijst 3 |
750 stemmen |
3 zetels (overschot 44) |
Lijst 4 |
440 stemmen |
1 zetel (overschot 204; + 1) |
Lijst 5 |
170 stemmen |
geen zetel (overschot 170, dat is minder dan 75% van de kiesdeler) |
Totaal |
4.000 stemmen |
14 zetels verdeeld |
Kiesdeler |
235 5/17 |
3 restzetels te verdelen |
- In gemeenteraden met 19 of meer zetels, worden de restzetels verdeeld volgens het systeem van de grootste gemiddelden.
Het centraal stembureau berekent het gemiddelde door het aantal behaalde stemmen van de partij te delen door het behaalde aantal volle zetels plus één. Dat is het gemiddelde aantal stemmen dat de lijst per zetel zou behalen als het de restzetel toegewezen zou krijgen. De eerste restzetel gaat naar de partij met het grootste gemiddelde aantal stemmen per zetel. Het centraal stembureau berekent voor de partij die de eerste restzetel krijgt opnieuw een gemiddelde. Nu op basis van het aantal volle zetels met de restzetel en (fictief) de tweede restzetel. Dat is nu het nieuwe gemiddelde van deze partij. In dit systeem kan een partij meerdere restzetels krijgen. Het centraal stembureau herhaalt deze procedure, totdat alle restzetels verdeeld zijn. Als de gemiddelden van twee of meer partijen gelijk zijn, dan wordt in de openbare zitting geloot welke partij de restzetel krijgt.
Lijst |
Aantal stemmen |
Volle Zetels |
Lijst 1 |
19.600 stemmen |
18 zetels |
Lijst 2 |
8.400 stemmen |
7 zetels |
Lijst 3 |
7.500 stemmen |
6 zetels |
Lijst 4 |
2.400 stemmen |
2 zetels |
Lijst 5 |
2.100 stemmen |
1 zetel |
Totaal |
40.000 stemmen |
34 zetels verdeeld |
Kiesdeler |
1081 3/37 |
3 restzetels te verdelen |
Lijst |
Gemiddelde 1 |
Gemiddelde 2 |
Gemiddelde 3 |
restzetels |
Lijst 1 |
1031 11/19 |
1031 11/19 |
1031 11/19 |
|
Lijst 2 |
1050 |
1050 |
1050 |
+ 1 zetel |
Lijst 3 |
1071 3/7 |
937 1/2 |
937 1/2 |
+ 1 zetel |
Lijst 4 |
800 |
800 |
800 |
|
Lijst 5 |
1050 |
1050 (L) |
700 |
+ 1 zetel |
Absolute meerderheid en lijstuitputting
Bij uitslagvaststelling kunnen zich twee bijzondere situaties voordoen. De eerste is wanneer een partij de meerderheid van de stemmen behaald, maar niet de meerderheid van het aantal zetels. In dat geval krijgt die partij de laatste restzetel toegewezen.
De tweede bijzondere situatie is wanneer een partij meer zetels toegewezen krijgt dan er kandidaten op de lijst staan kunnen worden. Er is dan sprake van ‘lijstuitputting’. Het centraal stembureau wijst de zetel die niet aan een kandidaat van die lijst kan worden toegewezen, toe aan een andere lijst, als een extra restzetel. Er worden bij uitslagvaststelling dus altijd evenveel kandidaten benoemd als dat er zetels te verdelen zijn.
Zie artikelen P 9 en P 10 van de Kieswet.
Nadat het centraal stembureau heeft bepaald hoeveel zetels zijn behaald door de verschillende partijen, moet worden bepaald aan welke kandidaten deze worden toegewezen. De zetels worden eerst toegekend aan kandidaten die voldoende voorkeurstemmen hebben gehaald.
Rangschikking
Bovenin de rangschikking staan de kandidaten die genoeg voorkeursstemmen behaalden (de ‘voorkeursdrempel’). Voor gemeenteraden met minimaal 19 zetels ligt de voorkeursdrempel op een aantal stemmen van meer dan 25% van de kiesdeler. Voor gemeenteraden met minder dan 19 zetels, is dat aantal stemmen 50% van de kiesdeler. De met voorkeur gekozen kandidaten worden gerangschikt op volgorde van hun behaalde stemmenaantallen. Daarna volgen de overige kandidaten, op volgorde van hun plek op de lijst.
Het centraal stembureau benoemt de kandidaten op basis van de gemaakte rangschikking. Op het moment van uitslagvaststelling kunnen kandidaten niet op hun verzoek buiten beschouwing blijven. Als een kandidaat is komen te overlijden terwijl de uitslag nog moet worden vastgesteld, laat het centraal stembureau deze kandidaat wel buiten beschouwing. Deze kandidaat wordt dus niet benoemd. De door de kandidaat behaalde stemmen tellen wel mee voor het lijsttotaal en bepalen daardoor mede het aantal aan de lijst toegewezen zetels.
Zie artikelen P 15, P 17, P 19 en P 19a van de Kieswet.
Het centraal stembureau kan bij de vaststelling van de uitslag op 21 maart besluiten één of meerdere stembureaus te gaan hertellen. Het centraal stembureau kan daar ambtshalve toe besluiten, of naar aanleiding van een ter zitting onderbouwd verzoek.
Criterium hertelling
In de wet is vastgelegd dat het centraal stembureau alleen mag besluiten tot een hertelling als:
- sprake is van een ernstig vermoeden (meer dan een gerucht of enkele suggestie);
- dat door een of meer stembureaus (en dus niet door anderen);
- bij de stemopneming (dus bij het tellen van de stemmen en niet bijv. gedurende de stemming);
- zodanige fouten zijn gemaakt dat zij van invloed op de zetelverdeling kunnen zijn (de fouten moeten relevant zijn in relatie tot de verdeling van zetels tussen partijen).
Een besluit tot hertelling kan het centraal stembureau dus niet lichtvaardig nemen. Kleine verschillen tussen partijen zijn op zichzelf geen reden voor een centraal stembureau om tot een hertelling te besluiten.
Zie artikel P 21 van de Kieswet.
Zie Circulaire hertellingen BZK
Uitvoering hertelling
Hertellingen kunnen pas vanaf maandag 21 maart is (de openbare zitting) plaatsvinden. Het opnieuw tellen van stemmen in de dagen tussen de dag van stemming en de openbare zitting is niet mogelijk. Als wordt besloten tot een hertelling, moet deze in dezelfde openbare zitting plaatvinden. Als dat niet kan, wordt de openbare zitting geschorst en later hervat op een plek en moment waar de hertelling daadwerkelijk kan plaatsvinden.
De hertelling wordt formeel uitgevoerd door het orgaan dat daartoe heeft besloten (centraal stembureau). Bij een grootschalige hertelling is extra telcapaciteit onmisbaar. In dat geval kan een beroep worden gedaan op ambtenaren van de gemeente of speciaal ingehuurde krachten, aan te stellen door de burgemeester en wethouders.
De NVVB maakte in 2018 een praktische handreiking voor de organisatie van de hertelling die u behulpzaam kan zijn.
De vaststelling van de uitslag eindigt met het benoemen van de gekozen kandidaten door de voorzitter van het centraal stembureau. De benoemingsbrieven kunnen met OSV2020-U worden aangemaakt. De benoemingsbrieven worden uiterlijk de dag na de vaststelling van de uitslag tegen gedagtekend ontvangstbewijs aan de kandidaat uitgereikt, of aangetekend verzonden naar het adres op de instemmingsverklaring van de kandidaat. Benoemingsbrieven voor kandidaten die in het buitenland verblijven, gaan naar de aangewezen gemachtigde. De benoemden hebben daarna tien dagen de tijd om de benoeming aan te nemen of te weigeren.
De voorzitter van het centraal stembureau stelt de gemeenteraad schriftelijk op de hoogte van de benoemingen. Het proces-verbaal P 22 met daarin de uitslag wordt online gepubliceerd, met weglating van de handtekeningen. Ook het digitaal uitslagbestand wordt online gepubliceerd.
Zie artikelen P 22 – P 24 van de Kieswet.
Geloofsbrievenonderzoek
De benoemde kandidaten laten aan de gemeenteraad weten of ze de benoeming willen aannemen. De benoemde geeft de gemeenteraad een ondertekende verklaring waarin al zijn of haar openbare betrekkingen staan vermeld. Verder geeft de benoemde een gewaarmerkt afschrift van de BRP aan de gemeenteraad, waaruit de woonplaats, datum en plaats van de geboorte blijken, en een eventuele uitsluiting uit het kiesrecht. En als de benoemde geen EU-onderdaan is staat hierin ook de duur van het rechtmatige verblijf.
De gemeenteraad in oude samenstelling onderzoekt of de benoemden kunnen worden toegelaten tot de gemeenteraad. Dit heet het geloofsbrievenonderzoek. De gemeenteraad onderzoekt of de benoemde voldoet aan de vereisten van het lidmaatschap. Ook controleert de raad of de kandidaten geen nevenfuncties vervullen die niet gecombineerd mogen worden met het lidmaatschap. In veel gemeenten wordt dat werk door een uit de raad samengestelde commissie geloofsbrieven voorbereid. Omdat de raad uiteindelijk zelf besluit, kan het werk van de commissie geloofsbrieven hoogstens ter voorbereiding zijn op de besluitvorming door de raad.
In het geloofsbrievenonderzoek oordeelt de gemeenteraad ook over de geldigheid van de stemming en eventuele geschillen die met betrekking tot de stemming of uitslagvaststelling zijn gerezen en naar voren komen de in de processen-verbaal of door meldingen die de gemeenteraad heeft ontvangen. Als gevolg daarvan kan de gemeenteraad kan besluiten tot een (gedeeltelijke) hertelling of herstemming.
Zie artikelen V 1 – V 4 van de Kieswet.
Hertelling door de gemeenteraad
Als een onjuistheid in de uitslag wordt gezien, kan door de gemeenteraad worden besloten tot een al dan niet gedeeltelijke hertelling. Anders dan het centraal stembureau mag de gemeenteraad besluiten tot een hertelling als de als de geconstateerde onregelmatigheid geen invloed heeft op de zetelverdeling. Uit het verleden blijkt overigens dat het wel volgen van dat criterium niet onredelijk is.
De gemeenteraad is verantwoordelijk voor de uitvoering van de hertelling. De procedure is verder gelijk aan de procedure voor de hertelling door het centraal stembureau. Na de hertelling kan het centraal stembureau worden gevraagd om opnieuw de uitslag te berekenen.
Zie artikel V 4 van de Kieswet
Zie Circulaire hertellingen BZK
Zie Handreiking hertellingen van de NVVB
Herstemming
De gemeenteraad heeft ook de bevoegdheid om te besluiten tot een (gedeeltelijke) herstemming. Een herstemming gebeurt om fouten te herstellen die de geldigheid van de stemming hebben geschaad. Wettelijk zijn er geen criteria op grond waarvan de geldigheid van de stemming moet worden beoordeeld, maar er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het foutief oproepen van kiesgerechtigden, een onjuist stembiljet, een calamiteit op de stemmingsdag of het niet naleven van elementaire regels zoals het stemgeheim en dat een kiezer maar eenmaal mag stemmen. De herstemming kan beperkt blijven tot een of enkele stembureaus.
Zie artikelen V 6 en V 7 van de Kieswet.
Gevolg hertelling of herstemming op toelating
Als de gemeenteraad besluit om te hertellen of herstemmen, kan dit gevolgen hebben voor het toelaten van kandidaten. Omdat moeilijk te bepalen is voor welke kandidaten de hertelling of herstemming effect heeft, wordt vaak besloten geen enkel lid toe te laten in afwachting van de nieuwe uitslag. Van een toegelaten lid kan het lidmaatschap namelijk niet worden opgezegd als blijkt dat de benoeming ten onrechte was. Bij een hertelling of herstemming op last van de gemeenteraad is de kans groot dat dit niet is afgerond voordat de huidige zittingsperiode eindigt (30 maart). De zittingsduur van de huidige gemeenteraad kan dan worden verlengd, totdat meer dan de helft van de gekozen leden kan worden toegelaten.
Zie artikelen V 4 – 11 van de Kieswet.
Vereisten lidmaatschap
De gemeenteraad onderzoekt of de benoemde voldoet aan de vereisten van het lidmaatschap. Voor het lidmaatschap van de gemeenteraad is vereist dat de benoemde kandidaat:
- inwoner van de gemeente is,
- de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt,
- niet is uitgesloten van het kiesrecht,
- een benoemde kandidaat die geen onderdaan van de Europese Unie is, moet ten minste 5 jaar legaal in Nederland wonen voordat zij raadslid kunnen worden.
Zie artikel 10 van de Gemeentewet.
Onverenigbare betrekkingen
Ook controleert de raad of de kandidaten geen nevenfuncties vervullen die op grond van de Gemeentewet niet verenigbaar zijn met het raadslidmaatschap. Met het raadslidmaatschap is onder meer onverenigbaar het zijn van minister of staatssecretaris, commissaris van de Koning, gedeputeerde, griffier of secretaris van de provincie of burgemeester.
- Een gemeenteraadslid mag niet ook wethouder zijn van dezelfde gemeente. Uitzondering hierop is de periode na verkiezingen. Een raadslid mag dan korte tijd ook wethouder zijn. Dat is het geval wanneer een zittende wethouder na de verkiezingen raadslid is geworden of wanneer een raadslid wethouder wordt en er nog niet is voorzien in zijn opvolging als raadslid.
- Een gemeenteraadslid mag niet ook ambtenaar zijn in dienst van de gemeente of de politie of uit anderen hoofde aan het gemeentebestuur ondergeschikt. Het gaat dan om een rechtspositionele ondergeschiktheid aan de gemeente. Daarnaast is functionele ondergeschiktheid ook niet toegestaan. Daarvan is sprake, indien de ambtenaar direct wordt aangestuurd door of in een ondergeschiktheidsrelatie staat tot het bestuur van de eigen gemeente.
Het lidmaatschap van de gemeenteraad gaat wel samen met het lidmaatschap van provinciale staten en van de Eerste of Tweede Kamer.
Zie artikel 13 van de Gemeentewet.