Uitsluiting kiesrecht
Alleen in bijzondere omstandigheden kan iemand uit het kiesrecht worden ontzet. Hiervoor is altijd een uitspraak van de rechter nodig. De uitsluitingsgronden voor het recht om gekozen te worden zijn dezelfde als die voor het recht om te kiezen.
Als de rechter iemand veroordeelt tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar, dan kan hij deze persoon als bijkomende straf het kiesrecht ontnemen. Dit mag alleen bij bepaalde door de wet aangewezen misdrijven, zoals het gebruik van nagemaakte of vervalste verkiezingsbescheiden, tenzij men niet van de namaak of de vervalsing op de hoogte was. Ook kan worden gedacht aan het bezitten van een verzameling van stempapieren om deze te gebruiken of te laten gebruiken.
Bij de grondwetsherziening van 1983 heeft de wetgever een criterium geformuleerd voor de aanwijzing van delicten die in aanmerking komen voor uitsluiting: er moet sprake zijn van een ernstige aantasting van de grondslagen van het Nederlandse staatsbestel. Het mag duidelijk zijn dat hiervan niet snel sprake is.
Zie Kieswet art. B 5, en Kieswet artikelen Z 1-Z 3
Zie Grondwet art. 54.
Uitsluitingsgronden kiesrecht
Vroeger waren er meer redenen om iemand uit zijn kiesrecht te ontzetten. Zo verloor iemand die was veroordeeld tot een gevangenisstraf van meer dan één jaar automatisch zijn kiesrecht.
Bij de grondwetsherziening van 1983 is het aantal gronden voor kiesrechtuitsluiting sterk ingeperkt. Overwogen werd om álle gronden voor kiesrechtuitsluiting te schrappen, maar dit is uiteindelijk niet gebeurd. In de Grondwet werd geregeld dat een rechter bij bepaalde delicten kon beslissen dat mensen die een gevangenisstraf kregen van meer dan een jaar, als bijkomende straf hun stemrecht verloren.
Onder curatele gestelden
Personen die vanwege hun wilsonbekwaamheid onder curatele staan en om die reden uitgesloten zijn van het kiesrecht, hebben sinds 2009 het recht om te stemmen en gekozen te worden.