Zetelverdeling over kandidaten

Na de verdeling van zetels over de partijen stelt het centraal stembureau vast welke kandidaten zijn gekozen. Zetels worden in eerste instantie toegekend aan kandidaten die met voldoende voorkeurstemmen zijn gekozen. Als er dan nog meer zetels te verdelen zijn, is de volgorde op een lijst bepalend.

Om te bepalen of er kandidaten met voorkeurstemmen zijn gekozen, worden alle stemmen die de kandidaat in het waterschap heeft behaald bij elkaar opgeteld. Een kandidaat kan op basis van het aantal behaalde voorkeurstemmen een hoger geplaatste kandidaat passeren, op voorwaarde dat hij de voorkeurdrempel heeft gehaald.

Voorbeeld: kandidaat nr. 5 met 100.000 stemmen passeert kandidaat 1 met 75.000 stemmen. Als er maar één zetel te verdelen is, gaat de zetel naar nummer 5. In dat geval moet kandidaat nr. 5 wel de voorkeurdrempel hebben gehaald. Zie Kieswet art. P 15.

Voorkeurdrempel

De voorkeurdrempel voor de verkiezingen van de leden van het algemeen bestuur van een waterschap is 25 % van de kiesdeler.

Voorbeeld: bij een waterschapsverkiezing worden 222.734 geldige stemmen uitgebracht. Er waren 28 zetels te verdelen. De kiesdeler bedroeg dus 222.734:28 = 7954,79 stemmen. Om met voorkeursstemmen in het algemeen bestuur te komen moest een kandidaat 25% van 7955 stemmen hebben behaald, dat zijn dus 1989 stemmen.